DE NIEUWE AMSTERDAMMER
               Voortzetting van OP WACHT in AMSTERDAM
No. 11                                                     8 November-1940
----------------------------------------------------------------------

                              FRONTNIEUWS
Nederland.
In Zeeland zijn Middelburg en Veere bevrijd. De Duitsche tegenstand op Walcheren loopt ten einde. St.Philipsland, dat reeds door de Duitschers was verlaten, is door de geallieerden bezet: In de Schelde worden op het oogenblik mijnen geveegd.
De laatste Duitsche bruggehoofden ten Zuiden van de Maas zijn bijna geliquideerd. De stadrand van Willemstad is bereikt. Er wordt hevig gevochten om de opritten van de Moerdijkbruggen. Van de spoorbrug zijn twee, van de verkeersbrug één boog door de Duitschers opgeblazen.

Zoowel in Noord-Brabant als op Walcheren nadert de strijd haar einde. Het doel de Schelde te bevrijden is bereikt, en het 15e Duitsche leger is over de Bergsche Maas en het Hollandsch Diep teruggedrongen. De Duitschers leden hierbij aanzienlijke verliezen. Van de ongeveer 10 divisies (60.000 man), werden ongeveer 25.000 man gevangen genomen, 5.000 sneuvelden en 10.000 raakten gewond. Dank zij het voor hen gunstige terrein hebben de Duitschers een omsingeling weten te voorkomen; Generaal von Zangen heeft zijn troepen geordend kunnen terugtrekken met medeneming van veel materiaal. Nu de Duitschers de bruggen over het Hollandsch Diep hebben vernield; is het onwaarschijnlijk dat zij hun laatste bruggehoofden kunnen terugnemen.
De verdediging van het afwateringskanaal ten Westen van Den Bosch was zeer sterk. Eerst hebben de Engelschen de Duitschers met machinegeweer en mortiervuur in hun dekkingen teruggedreven. Daarna werden deze stellingen door artillerie zwaar bestookt. Onder dekking van vlammenwerpende tanks, die hun vuurstralen 40-50 meter ver, zoowel horizontaal als in hooge bogen over het kanaal spoten, legden pioniers enkele noodbruggen. De infanterie- en tankaanval had daarna een verbluffend succes; 24 uur later was Heusden reeds in geallieerde handen.
De Duitschers verdedigen zich nog steeds hardnekkig in Meyel, dat zij Vrijdag in een tegenaanval veroverden. Vooral de Duitsche artillerie is hier zeer actief.
Er wordt verwacht dat Montgommerey na het opruimen van de westelijke flank nu ook de oostelijke flank tot de Maas zal terugdringen.

Luchtfront.
Wederom hevige luchtaanvallen op Duitschland; vooral olie-installaties werden gebombardeerd, o.a. te Hamburg-Harburg en in West-Duitschland. Ook Koblenz en Berlijn aangevallen.

Oost-Europa.
Ten 0. en Z.O. van Boedapest hevige gevechten. De Margarethenbrug tusschen Boeda en Pest is opgeblazen. In de stad gevechten tusschen Duitschers en Hongaren. In Noordel. richting zijn de Russen reeds 20 K.m voorbij Boedapest. Monastir door partisanen bevrijd.--- De Duitsche tegenaanvallen in Oost-Pruisen nemen in hevigheid af. Groote Duitsche inf. aanval Maandag afgeslagen.

Verre Oosten.
Op Luzon zijn Jap. oorlogsschepen in haven van Manilla bestookt. Vanuit Br. Indië aanval met Super-fortresses op Singapore en Pangkalan Branden (olieïnstall.), een vlucht van plm. 6000 K.m. Dit was de eerste keer dat Singapore door de geallieerden werd gebombardeerd.
                                          -o-

                    Nederland bouwt aan zijn toekomst.
Op de conferentie voor de burgerluchtvaart in Chicago is door de Nederlandsche afgevaardigde verklaard, dat de K.L.M. plannen heeft 39 luchtlijnen te exploiteeren, o.a. naar Indonesië, de U.S.A., Moskou en verschillende lijnen over de Stille Oceaan.

Duitschland zorgt voor de afbraak.
Men deelt ons mede, dat de Duitschers in Edam het huis van den burgemeester, die zijn medewerking weigerde aan fietsen- en menschenvorderingen, hebben verwoest. De burgemeester is, naar verluidt, ondergedoken.
Waarom maken de domkoppen hun rekening toch zoo hoog?

                                -2-

                 DE STEILE WEG (II)

                Internationale politie noo-
                dig, doch niet voldoende.

De opheffing van internationale wrijvingen is belangrijker dan de voorkoming van gewapende conflicten. Dit lijkt een paradoxale stelling voor hem, die het erger vindt wanneer hem een been wordt afgeschoten, dan dat een geheel volk zijn kans tot wasdom ontbeert. Zeker is inderdaad, dat de schade aan levens, cultuur en volkshuishouding toegebracht door een oorlog, een aantasting beteekent van onze meest primaire levensvoorwaarden en levenseischen.
Daarmede praat men echter niet weg, dat altijd weer volkeren, die zich bedreigd of verdrukt achten, zullen pogen met geweld de orde der dingen te veranderen. Dit dient men in het oog te houden, vooral bij de beoordeeling van het begrip "Dumbarton Oaks", de organisatie van den wereldvrede en... de wereldpolitie.
Er schuilt strikt genomen een groot gevaar in een perfect werkende wereldpolitie. Verondersteld natuurlijk, dat zulk een wereldpolitie en wereldrechtbank verwezenlijkbaar zijn. Dit gevaar is in zekere mate verbonden met iede- re politie en iedere rechtspraak. Een wereldpolitie en een wereldrechtbank, niet meer of minder dan eenige andere politie of rechtbank, dwingen het recht af, waken over de naleving van het recht, dat er is , dat gevormd is. Dat brengt mede, dat steeds een zekere verstarring dreigt; dat steeds de regel: beati possidentis (gelukkig zij, die bezitten) wil gelden boven werkelijke gerechtigheid.
De geschiedenis van ieder land wijst uit, dat die verstarringstendens aanwezig was. In het ongunstigste geval leidde dit tot wantoestanden. In het gun- stigste geval krijgt het rechtsbewustzijn der rechtsgenooten in een of anderen vorm van vertegenwoordiging de kans, n i e u w recht te vormen, nieuwe denkbeelden in het bestaande recht te doen doordringen. Zoo kennen wij het op nationaal terrein.
De vraag, die door het begrip "Dumbarton Oaks" direct wordt opgeworpen is echter: hoe zal zich n i e u w recht kunnen laten gelden? Hoe zullen nieuwe belangen, nieuwe inzichten zich baan kunnen breken. Op internationaal gebied wel te verstaan!

Dus toch een "Wereldparlement", zal men zeggen. Inderdaad, de conclusie is niet te ontgaan. Doch dan dient men goed te begrijpen, dat de organisatie van het wereldgerecht en die van het wereldparlement twee gansch verschillende zaken zijn. Dat de handhaving van de orde zoo min mag worden opgedragen aan het wereldparlement, als de bestraffing van misdadigers kan worden overgelaten aan de Tweede Kamer.
Er is nog iets, dat goed bedacht dient te worden, en wel dit: de wereld is m i s s c h i e n rijp voor de stichting van een wereldrechtbank, zij is het zeker n i e t voor de stichting van een wereldparlement. Burgers, wie eenige politieke moraal het was te houden wat zij hadden en te pogen er zoo- veel mogelijk bij te krijgen, waren desnoods in staat, zitting te nemen in rechtbanken die dat bezit beschermen moesten. Zij waren beslist ongeschikt om een parlement te vormen, dat over nieuw recht kon spreken. Staten, die "opgevoed" althans opgegroeid zijn in de internationale moraal dat het hemd nader is dan de rok, kunnen misschien net vrucht een bestaande bezitsorde beschermen; zij zijn beslist niet bij machte, over de volledigheid van het, henzelf beschermende, rechtsstelsel te oordeelen.
In hun huidige geestesgesteldheid zijn de staten des werelds hoogstens in staat, lang en vruchteloos over hun grieven te debatteeren, zonder dat de belanghebbenden ook maar een oogenblik van plan zijn, hun standpunt te herzien. Doorgaans is het geen ideale toestand, wanneer wettenmakers voorschriften moeten opstellen, die op henzelf van toepassing zijn. Bij een "wereldparlement" is het echter voorloopig onvermijdelijk, dat de vertegenwoordigde naties zich moeten uitspreken over hun e i g e n plichten, hun e i g e n vergrijpen.
Er zou reeds veel gewonnen zijn, indien men het zoo ver kon brengen, dat het wereldparlement niet gevormd werd door de vertegenwoordigers van staten, doch door deskundigen, die door die staten als zelfstandige parlementsleden

                                -3-
werden uitgezonden. Indien dus het wereldparlement niet een parlement van s t a t e n, doch van g e l e e r d e n (juristen, economen, enz.) werd. Of dit verwezenlijkbaar is?
    Zoolang aan deze bezwaren niet tegemoet gekomen is, blijft een goed wereldparlement een utopie, en een s l e c h t wereldparlement een groot gevaar. Genève was een sprekend voorbeeld van een organisatie, waarin ieder poogde te houden wat hij had en er niets op tegen had, er nog wat bij te krijgen; doch waarin niemand wilde spreken oven de mogelijkheid, dat hij iets moest prijsgeven. Een slecht wereldparlement zou in de eerste plaats beteekenen, dat een belangrijke macht blijvend in handen werd gegeven van een onverantwoordelijk orgaan. Het zou in de tweede plaats tot gevolg hebben, dat het weinig critische publiek in de meeste landen in de tevreden waan ging verkeeren, dat de zaak geregeld was, en dat niets aan de verbetering des werelds in den weg stond.
                                 -o-

REDE STALIN OP 6 NOVEMBER 1944, aan de vooravond van den 27en verjaardag van den October-revolutie.
Stalin begon met een overzicht te geven van de militaire gebeurtenissen van het afgeloopen jaar, waarin Duitschland aan het Oostfront nederlaag op nederlaag had moeten incasseeren. Ondanks de totale en nog totalere mobi- liseeringen, had Duitschland van de 257 divisies die aan het begin van het jaar aan het Oostfront stonden, er nu nog 204 over. Van de 257 waren 207 en van de 204 waren 180 divisies Duitsch; de overigen waren van Duitsche satellieten. In het Westen binden de Amerikaansche en Engelsche legers ongeveer 75 divisies. Zonder deze binding was het het Roode leger niet mogelijk geweest deze grooten overwinningen te behalen, maar aan de andere kant zouden, zonder de groote Russische overwinningen, de geallieerden er niet in geslaagd zijn hun landingen en veldslagen in het Westen met zooveel succes te voeren.
Duitschland hoopt nog steeds tweedracht te kunnen zaaien in het kamp der geallieerden. D. maakt hier echter een misrekening. Een bondgenootschap, dat drie jaar lang alle moeilijke perioden heeft overleefd, zal zeker stand houden nu de overwinning voor de deur staat. Dit bondgenootschap is niet gegrondvest op toeval, doch op wederzijdsche levensbelangen. Natuurlijk zijn er verschillen tusschen de bondgenooten, maar zulke verschillen komen zelfs in de boezem van één enkele partij voor. En de conferentie te Dumbarton Oaks heeft wel bewezen, dat dergelijke verschillen door wederzijdsch begrip eenvoudig te overbruggen zijn. Wij klagen daarom niet, dat er verschillen bestaan;  wij zijn veeleer ten zeerste verheugd, dat deze verschillen zoo gering zijn.
Sprekende over den toestand na den oorlog, zei Stalin, dat het niet voldoende zal zijn Duitschland te demobiliseeren, doch dat maatregelen zullen moeten worden genomen, om aan elke agressie een einde te maken. Wij weten, dat Duitschland zich reeds nu op een nieuwen oorlog voorbereid. Dit zal in ieder geval moeten worden voorkomen. Aangezien een volk dat zich regelmatig op oorlog voorbereid eerder voor den strijd gereed zal zijn dan de overigen, moeten wij een organisatie scheppen, die over een sterke militaire macht moet kunnen beschikken, en die deze macht ook snel en doeltreffend kan gegebruiken. De Russen haten de Duitschers; zij doen dit niet uit overwegingen die op ras en dergelijke berusten, doch uitsluitend om het leed dat de Duitschers hebben gebracht over de bezette Sowjet-volken en de andere bezette staten.
Het werk, dat wij op het oogenblik verrichten, zal moeten worden voltooid door het verslaan van het Duitsche fascisme in eigen hol. Binnenkort zal het Roode Leger de Sowjetvlag hijschen boven Berlijn.
                                -o-

LAATSTE NIEUWS.
  Hedenmorgen 6.30 uur had Roosevelt in de presidentsverkie- zingen de leiding in 31 staten met 8.028.000 stemmen; Dewey de leiding in 17 staten met 6.889.000 stemmen. De vice-president der U.S.A. verklaarde, dat het zeker is, dat Roosevelt zal worden herkozen. In Brabant werd Willemstad bevrijd.

                                          -4-
                      BESTRAFFING DER N.S.B.-ERS.
    Er komen uit bevrijd Nederland berichten tot ons waaruit blijkt, dat er verschillend geoordeeld wordt over de arrestaties der N.S.B.ers, verschillend in dien zin, dat sommigen van oordeel zijn dat er te lichtvaardig en des te veel, anderen dat er te weinig gearresteerd worden.
  Dit behoeft ons niet te verwonderen, noch te verontrusten. Men kan zelfs zeggen, dat beide waarschijnlijk gelijk hebben, omdat er natuurlijk hier en daar wel iemand lichtvaardig is opgepakt, terwijl er allicht ook nog lieden rondloopen, die sinds lang in Vught hadden moeten zitten.
    Natuurlijk zijn er uitteraard menschen, die er niet aan kunnen ontkomen om in deze materie problemen te zien. Zoo wordt er wel beweerd, dat een N.S.B.-er niet strafbaar is, wanneer hij niets anders gedaan heeft dan zijn contributie betalen en zijn abonnement op Vova en aanverwante bladen.
Voor een strafbaar feit, hoort men dan redeneeren, is een daad noodig.
    Welnu: het lidmaatschap van de N.S.B. is een daad en wel een strafbare, omdat de N.S.B. achter de Duitschers staat en stelling neemt tegen het Nederlandsche volk. Wie deze beweging toebehoort en haar in zulk opzicht ook steunt, is medeplichtig aan landverraad. Elke N.S.B-er is dus strafbaar.
    Maar er is verschil tusschen de S.S.man en voornoemde leden, die niet verder gingen dan contributie enz,. lieden die lid waren, omdat zij zich vergaapten aan het onintelligente gezicht van Mussert, van wien zij de politieke zaligheid verwachten, of die meenden voordeel te behalen aan het lidmaatschap in de toekomstige ordening der nazi's, en wat dien meer zij. Door het lidmaatschap echter hebben ook zij medegewerkt aan de verwoesting van ons land en de ellende zijner inwoners.
    Zij moeten dus gestraft worden. Aangezien een straf quantitatief en qualitatief evenredig zijn moet aan de daad, is het billijk bedoelde N.S.B.-ers te dwingen het hunne bij te dragen tot herstel van de schade voorzooverre mogelijk, hetgeen kan geschieden door verbeurdverklaring van vermogen (al of niet oorlogswinst) en tevens door dwangarbeid te verrichten (cumulatie van straffen) in den vorm van afbraak der door of voor de Duitschers gebouwde bunkers, prikkeldraadversperringen enz. het dichten van loopgraven en dijken, herstel van wegen en wat dies meer zij. (Natuurlijk zullen H.H.bunkerbouwers en consorten, alsmede hun arbeiders hieraan moeten meehelpen ongeacht de verdere straffen, die dezen heeren zullen worden toebedeeld.)
    Er is echter nog een zijde aan de zaak en wel de politieke. Indertijd heeft H.M. de Koningin verklaard, dat er voor de N.S.B.-ers geen plaats meer zijn zal in de Nederlandsche samenleving. Deze woorden van H.M. zijn volkomen terecht, want de N.S.B-ers hebben ons zeer nadrukkelijk te verstaan gegeven, dat het Nederlanderschap voor hen bitter weinig waarde heeft, terwijl zij bovendien ons hebben duidelijk gemaakt, dat zij de historisch geworden Nederlandsche cultuurgoederen van persoonlijke vrijheid, zelfbestuur, vrije meeningsuiting etc. principieel verwerpen.
    Voornoemde cultureel verworvenheden echter zijn niet toevallig uit de lucht komen vallen, maar onafscheidelijk van het typisch Nederlandsche volkskarakter, waarvan zij de uitingen zijn.
    Door N.S.B-er te worden verklaart men zich een niet-Nederlander te zijn, een volkomen volksvreemd element, dat als gevaarlijk voor de Nederlandsche samenleving - hetgeen overduidelijk gebleken is - moet worden uitgestoten.
    Alle N.S.B-ers dient dus hun staatsburgerschap te worden ontnomen, hetgeen het eenvoudigst bij K.B. kan geschieden.
    N.S.B-ers zijn geen Nederlanders en dienen dus als staatsvijandige elementen te worden verwijderd, nadat zij hun straf hebben ondergaan.
    Zij dienen onmiddellijk na de bevrijding gearresteerd te worden als staatsgevaarlijk, al zal de overheid niet lichtvaardig tot arrestatie mogen overgaan van iedereen, omtrent wien beweerd wordt, dat hij N.S.B-er is. De breede massa is snel geneigd tot verdenken. Maar de overheid zal ook niet laksch mogen zijn. Snel onderzoek is beslist noodzakelijk, zoowel om het eene als het andere euvel te vermijden. Laat ons de vergissingen, die tenslotte toch nog zullen plaatsvinden, niet te hoog opnemen; vergissingen zijn te herstellen, wanneer de wil goed is.
                                          -o-