Website
inform.
 

De geest van Rusland

"De geest van Rusland", door Jan
Börger. Uitg. "Logos" Rotterdam.

      Dit boek is niet zozeer een boek oover het Rusland der Sovjets, dan wel over den Russischen mensch, zoals deze ons door de klassieke Russische romanschrijvers geteekend wordt.
      De werkelijkheid, zoo zegt de schrijver, gaat niet in een eenzijdigheid op en zoo is zijn boek er ook een geworden over den geest van Europa. Sprekende over den "geest" van Rusland, moest hij zich noodwendig tevens bezig houden met den geest van Europa. Voor zijn besef zijn Europa en Rusland twee verschillende cultuurgebieden en heeft de cultuur van Europa nooit vat kunnen krijgen op de volken, die men met één woord het Russische volk noemt. De cultuur van Europa is voor den Russischen mensch in werkelijkheid een vreemdheid gebleven, zooals deze voor den Europeaan steeds een vreemdheid is geweest. De poging van Peter den Groote, om Rusland de Europeesche cultuur op te dringen was dan ook bij voorbaat tot mislukking gedoemd.
      In zijn voorwoord rept dr. Börger van de figuren, die wij typisch Russisch gelieven te noemen en die, zoals de Russische schrijvers ze ons uitbeelden, in aard en geestesgesteldheid sterk afwijken van de typisch Europeesche figuiren. Het antwoord op de vraag naar het waarom dezer afwijking kan men, zoo zegt hij, alleen geven, indien en voor zoover men logisch denkt. Wie van de logica geen last heeft, kan er zich niet mee bemoeien en daarom is zijn boek slechts bestemd voor hen die, zoo als hij, willen trachten, den Russischen mensch te begrijpen en te verstaan, om dan tevens den inhoud van de werkelijkheid als menschheid te verstaan.
      Om de menschheid is het dr. Börger te doen. Voor hem is alleen de mensch interessant, omdat in den mensch de werkelijkheid zich uiteindelijk als geest verwezenlijkt, De menscheid houdt in en bij Europa niet op, al denken de meeste Europeanen dit wel. Vandaar het belang om zich op den geest van Rusland te bezinnen. Tot nu toe is dit weinig gedaan. De massale-Europeaan bemoeit zich alleen met den buitenkant der dingen, niet met den inhoud. Zoodoende is er wel veel lawaai om Rusland geweest, maar heel weinig klaarheid; en om tot die klaarheid te komen is dit boek geschreven. Dit wil niet zeggen, dat wij aan den Russischen mensch gelijk moeten en kunnen worden door hem te leeren verstaan. Wij blijven Europeanen.
      Europa bereikt cultureel zijn hoogtepunt in Hegel, dus in de logica van het zuivere denken, Rusland daarentegen in Dostojefski, aldus Börger, en daarmede in de kunst, maar de Europeesche menigte de massa-Europeaan, is niet tot zuiver denken gekomen en derhalve ook niet tot zuiver begrip. Europa is in de verstandigheid blijven steken. Dr. Börger toont ons uitvoerig aan, hoe de massa-Europeaan de verstandigheid als het hoogste punt beschouwt en daarom den Russishen mensch, zooals Tolstoi ons dien "voorgeleefd" heeft, niet kan begrijpen, evenmin als een figuur als de "idioot" in het boek van Dostojefski. Nu trachten velen in Europa wel Russisch te doen, maar dit heeft niet veel om het lijf, want de Europeesche menigte is niet "idioot", maar verstandig oftewel verstandelijk. Kenmerk van den Europeaan is de verstandigheid en daarmede de bepaaldheid, want het verstand is het denken naar zijn bepaaldheid, waaraan het individualisme zich laat bedenken. Zoo verklaart dr Börger dan ook het individualisme van den gemiddelden Europeaan, die tot zuiver begrip niet komt. De Russische mensch daarentegen is verlevendigd zuiver begrip, omdat in hem het begrip weer levendig geworden is. Voor dengene, die de werkelijkheid werkelijk "begrijpt", wordt dit laatste duidelijk uit de werken van Dostojefski en daarmede wordt dan tevens duidelijk, dat de geest van Rusland culmineert in de schoonheid.
      De schoonheid. Wat de schrijver zegt over het begrip schoonheid, zal voor velen volslagen nieuw zijn. In het algemeen kan men zeggen dat zijn boek nog volslagen nieuw is, ofschoon het reeds in Augustus van het vorige jaar is verschenen. Hij spreekt over de Europeesche en Russische geestesgesteldheid als schoonheid, de levenloosheid van Europa en het leven van Rusland. Nergens heeft hij het over het vijfjarenplan, over het Roode Leger, over bolsjewisme. Dat alles is voor hem de buitenkant. En daarom is zijn boek éénig onder den stroom van boeken, die in de laatste jaren over Rusland verschenen is. Het is moeilijk te zeggen, wat in dit werk niet belangrijk is. Het is zoo rijk aan gedachten en verschieten, dat men in een beknopte bespreking slechts een vaag idee, kan geven van den inhoud.
      Voor wie een vreemdeling is in het gebied van het dialectisch denken, zal het boek vaak bij eerste lezing onverstaanbaar zijn. Hij zal er schier op elke bladzijde tegenspraken in ontmoeten, die in werkelijkheid geen tegenspraken zijn, doch een natuurlijk gevolg van de dialectiek van het zuivere, niet-eenzijdig denken. Ook hierover, over het zuivere begrip, heeft de schrijver ons heel wat te zeggen. Wel heeft zich dit in Hegel uiteindelijk verwerkelijkt, maar het is met hem niet voor het eerst in de wereld gekomen. In zijn aanvankelijkheid kwam het op in de Grieksche cultuur en in het Evangelie kwam het als schoonheid naar Europa, waar het onderging, om in de Renaissance weer op te komen en zich in Hegel te realiseeren als zuiver denken. Daarmede is het echter niet aan zijn einde gekomen. Marx wilde het in de maatschappij in practijk brengen, doch faalde door de verstandigheid en het individualisme van Europa.
Ten slotte heeft het zich dan verlevendigd in den Russischen mensch.
      Op de vraag naar de wenschelijkheid en mogelijkheid van een algemeene verwezenlijking, dus verlevendiging van dit zuivere begrip, geeft dr. Börger ons reeds antwoord aan het slot van zijn voorwoord, waar hij zegt: "Wanneer er een wensch te wenschen is en wanneer er hoop te koesteren is, zou dit te wenschen zijn in en voor een stervende wereld, zooals Europa een stervende wereld is, dat de wereld uiteindelijk werkelijke kinderen mag zien, groote kinderen voor wie het licht leven, want het leven licht is, opdat en zoodat onze alsnog donkere aarde van haar krankheid kan genezen."
      Sommigen zullen zeggen, dat dit wel een vrome wensch zal blijven, en dat zijn dan de pessimisten, zij, die niet meer in den mensch gelooven, en zij zullen het boek neerleggen met een sneer en en de schouders ophalen. Anderen zullen er de een of andere blijde boodschap in ontdekken, en dat zijn dan de optimisten. Maar beiden hebben ongelijk, want de mensch van zuiver begrip, zoo zegt dr. Börger, is noch pessimist, noch optimist, hij laat alles gelden voor wat het is. Optimisme en pessimisme zijn slechts de subjectieve zijden van een bepaalde gesteldheid, al naar gelang de mensch den donkeren of zonnigen kant der werkelijkheid ziet.
      Ook zullen er zijn, die zeggen, dat zij zich den geest van Rusland anders hadden voorgesteld en dat de schrijver hen teleurgesteld heeft. Weer anderen zullen er tevergeefs een historisch-deterministische verklaring in zoeken van de Russische geestesgesteldheid en vinden, dat de schrijver te veel "zweeft"; denzulken voldoet een alleen maar filosofische verklaring nooit. En dan zijn er nog, die zeggen, dat men de geestesgesteldheid van b.v. de komsomolsen toch bezwaarlijk uit de romans van Dostojefski kan leeren kennen. Maar niemand zal zich kunnen onttrekken aan den indruk, dat hier iemand aan het woord is, die "Europa" iets te zeggen heeft, dat de schrijver een zeer oorspronkelijk denker is, een wijsgeer, die ver uitsteekt boven de vakfilosofen voor wie de wijsbegeerte geen terrein is, waar eenige briljante geesten zich vermeien in geestelijke tournooien, maar een levend beginsel. Hij heeft maar één thema: het zuivere begrip, doch dit keert in telkens nieuwe en verrassende variaties terug, zooals een motief in een symphonie van Beethoven.
      Ten slotte geeft hij ook antwoord op de actueele vraag, welk maatschappelijk stelsel, ondanks de vele "isten", zooals hij de aanhangers van talrijke richtingen noemt, uiteindelijk in Europa de basis der menschelijke samenleving zal zijn. Voor hem is het zuiver begrip identiek aan communisme; en daar het zuiver begrip zich uiteindelijk tot iets meer dan begrip alleen moet verwerkelijken, zal Europa, wil het als menschelijke samenleving niet ondergaan, het communisme moeten aanvaarden. Maar het kan er dan alleen komen maatschappelijk, d.w.z. materieel, niet geestelijk, want de verstandigheid van Europa is daarvoor een beletsel. En met de menigte in het Evangelische verhaal zal de menigte van Europa vragen: deze rede is hard, wie kan dezelve verstaan?
WALTER TOMSON

hw.9.mrt.2016